mantrailing



Honden gebruiken van nature hun neus om te zoeken naar voedsel, voor het onderzoeken van geuren van andere honden en dieren, enz. Door training en oefening kunnen honden met hun goed werkende neus ook een geurspoor van een mens volgen. Ze hebben de capaciteit om mensen van elkaar door diens geur te onderscheiden.
Als mens verlies je continu een specifiek eigen, persoonlijke geur. Als je loopt vormt deze geur een geurpad of geurspoor. Mantrailing is een vorm van speuren door honden waarbij ze een specifiek persoon kunnen “opsporen” door diens geurpad te volgen van waar hij/zij weggelopen is tot aan waar hij/zij zich bevindt. Doordat honden stereo kunnen ruiken en tegenlijk kunnen in-en uitademen en de geur in de hersenen verwerken, bepalen ze de looprichting van een persoon. Ze kunnen dus ruiken in welke richting de persoon vertrokken en gelopen is. Het is echter voor een hond topsport om uit misschien wel duizenden geuren die hij op straat of in het bos tegenkomt steeds weer die ene specifieke geur van die persoon te filteren die hij moet opsporen. Het blijft bijzonder dat een hond dit toch kan en het geurspoor van mensen zelfs na uren nog kan volgen.
Naast geuropname door beide neusgaten, met ieder zijn eigen verwerkingsroute, kan een hond ook geur opnemen met zijn mond. Achter de hoektanden bevindt zich een orgaantje dat vooral gevoelig is voor het opnemen van pheromonen geur - het vomeronasaal orgaan. Ziet u wel eens een reu ‘smekken’ als hij urine van een teef onderzoekt? Dat is een voorbeeld van het opnemen van geur via de mond. Naast de pheromonen tast een hond met zijn geurpapillen in de mond ook zijn tegenstander af, dit noemen we in de gedragsleer ‘tongelen’. Tongelen is dus een fenomeen om de ander die je tegenkomt te ruiken en vooral diens emotie af te tasten.
Speuren is ontzettend leuk om samen met je hond te doen en, als je het goed traint en lang genoeg met je hond beoefent, kun je met speuren zelfs mensenlevens redden en vermiste personen zoeken. Maar dit is alleen weggelegd voor de allerbeste speurneuzen en vooral na vele jaren oefenen en trainen. Een reddingshond moet niet alleen een “gemakkelijk” spoortje kunnen uitwerken maar alle complexe varianten van routes in alle soorten omgevingen, op alle verschillende ondergronden en met tal van afleidingen kunnen werken en dan nog steeds DIE ene persoon tussen de geuren van alle anderen kunnen vinden. Naarmate een persoon langer weg is, vervaagt diens geurspoor. Het komt dan aan op goed getrainde honden in te zetten die dan nog steeds een persoon kunnen vinden.